De 5 meest voorkomende fouten bij tijdelijke aarding

Tijdelijke elektrische aarding is een belangrijk onderdeel van de veiligheid op bouwplaatsen, evenemententerreinen en bij noodvoorzieningen. Een correct geïnstalleerd aardingssysteem beschermt mensen en apparatuur tegen de gevaren van elektrische schokken en brand door foutstromen veilig naar de aarde af te voeren. Toch worden er in de praktijk regelmatig fouten gemaakt die de effectiviteit van de aarding ondermijnen en ernstige risico’s met zich meebrengen. Dit artikel is bedoeld voor professionals die verantwoordelijk zijn voor de installatie en het onderhoud van tijdelijke elektrische systemen. We bespreken de vijf meest voorkomende fouten bij het aanleggen van tijdelijke aarding en lichten toe hoe u deze kunt voorkomen. Door deze valkuilen te herkennen, kunt u de veiligheid en betrouwbaarheid van uw installatie garanderen.

Wat is het doel van tijdelijke aarding?

Voordat we de veelgemaakte fouten analyseren, is het belangrijk om het doel van aarding helder te hebben. Een aardingssysteem heeft twee hoofdfuncties:

  1. Personenbeveiliging: Bij een defect in een elektrisch apparaat kan de metalen behuizing onder spanning komen te staan. Een correcte aarding zorgt ervoor dat deze foutstroom via de aardleiding wordt afgevoerd, waardoor de aardlekschakelaar of zekering de stroomkring onderbreekt. Dit voorkomt dat een persoon bij aanraking een gevaarlijke schok krijgt.
  2. Materieelbeveiliging en systeemstabiliteit: Aarding stabiliseert de spanning in het systeem en beschermt apparatuur tegen overspanning, bijvoorbeeld veroorzaakt door blikseminslag of schakelhandelingen in het net.

Bij tijdelijke installaties, waar de omstandigheden vaak veranderen en de belasting varieert, is een deugdelijke aarding van nog groter belang.

Fout 1: Te ondiepe aardpennen gebruiken

Een van de meest gemaakte fouten is het gebruik van aardpennen die niet diep genoeg in de grond worden gedreven. De verspreidingsweerstand van een aardelektrode is sterk afhankelijk van de diepte. Oppervlaktelagen van de bodem zijn vaak droger en daardoor minder geleidend. Pas op grotere diepte bevindt zich grondwater of een permanent vochtige bodemlaag, die een aanzienlijk lagere weerstand heeft.

Hoe dit te voorkomen

De benodigde diepte hangt af van de lokale bodemgesteldheid. Het is belangrijk om de aardpen zo diep te slaan dat deze een stabiele, vochtige grondlaag bereikt. In de praktijk betekent dit vaak dat pennen van enkele meters lang nodig zijn. Het simpelweg inslaan van een korte pen is zelden voldoende om de vereiste lage aardverspreidingsweerstand te bereiken, zeker niet onder alle weersomstandigheden. Een meting van de weerstand na installatie is de enige manier om de effectiviteit te verifiëren.

Fout 2: Geen rekening houden met het bodemtype

Niet elke bodem geleidt elektriciteit even goed. De soortelijke weerstand van de grond is een kritische factor voor de effectiviteit van de aarding. Zandgrond en rotsachtige bodems hebben bijvoorbeeld een veel hogere weerstand dan klei of veengrond. Het negeren van deze eigenschap leidt tot een aardingssysteem dat op papier correct lijkt, maar in de praktijk onvoldoende presteert.

Hoe dit te voorkomen

Voer voorafgaand aan de installatie een analyse uit van de bodemgesteldheid. Op basis van de grondsoort kan een inschatting worden gemaakt van de te verwachten weerstand. Bij een bodem met een hoge soortelijke weerstand zijn aanvullende maatregelen nodig, zoals:

  • Het gebruiken van meerdere, parallel geschakelde aardpennen.
  • Het toepassen van een aardmat of ringaarding in plaats van enkele pennen.
  • Het gebruik van bodemverbeterende middelen rond de elektrode om de lokale geleidbaarheid te verhogen (hoewel dit bij tijdelijke installaties minder gebruikelijk is).

Ook hier is de uiteindelijke meting doorslaggevend om te bevestigen dat de gekozen oplossing voldoet aan de normen.

Fout 3: Onvoldoende of incorrecte verbindingen

Een aardingssysteem is zo sterk als de zwakste schakel. Zelfs met een perfecte aardelektrode is het systeem waardeloos als de verbindingen tussen de elektrode, de aardleiding en de te aarden apparatuur niet deugdelijk zijn. Corrosie, losse klemmen of het gebruik van verkeerde materialen kunnen de weerstand in het circuit aanzienlijk verhogen, waardoor de foutstroom niet effectief wordt afgevoerd.

Hoe dit te voorkomen

Zorg voor schone, corrosievrije contactoppervlakken. Gebruik voor de verbindingen altijd goedgekeurde en correct gedimensioneerde aardklemmen. Controleer of alle verbindingen mechanisch stevig en met het juiste aanhaalmoment zijn vastgezet. Visuele inspectie is belangrijk, maar een meting van de circuitweerstand biedt zekerheid over de kwaliteit van de gehele keten.

Fout 4: Verkeerde materialen gebruiken

De keuze van materialen voor zowel de aardelektrode als de geleiders is van groot belang voor de duurzaamheid en effectiviteit van het systeem. Het gebruik van materialen die gevoelig zijn voor corrosie (bijvoorbeeld onbehandeld staal) of het combineren van ongelijksoortige metalen (wat kan leiden tot galvanische corrosie) zal de levensduur en betrouwbaarheid van de aarding aantasten. In situaties waarin de installatie complex of afwijkend is, kan een schakelkast op maat worden toegepast, zodat de aarding correct en veilig geïntegreerd wordt. De doorsnede van de aardgeleider moet bovendien groot genoeg zijn om de maximaal te verwachten foutstroom veilig te kunnen verwerken zonder oververhit te raken.

Hoe dit te voorkomen

Gebruik uitsluitend materialen die specifiek zijn ontworpen voor aardingsdoeleinden. Verzinkt staal of koper zijn de meest gangbare keuzes voor aardpennen. Zorg ervoor dat de aardgeleiders voldoen aan de geldende normen wat betreft materiaal en minimale doorsnede. Raadpleeg de NEN 1010 of andere relevante voorschriften voor de correcte dimensionering.

Fout 5: Het ontbreken van inspectie en meting

Misschien wel de meest kritische fout is het nalaten van inspectie en meting na de installatie. Het is onmogelijk om de effectiviteit van een aardingssysteem visueel te beoordelen. Zonder een meting van de aardverspreidingsweerstand heeft u geen zekerheid dat het systeem naar behoren functioneert en de vereiste veiligheid biedt.

Hoe dit te voorkomen

Elke tijdelijke aarding moet na installatie en vóór ingebruikname worden doorgemeten met een gekalibreerde aardingsweerstandsmeter. De gemeten waarde moet voldoen aan de eisen zoals gesteld in de NEN 1010 of projectspecifieke voorschriften. Documenteer de meetresultaten in een logboek. Voer daarnaast periodieke visuele inspecties uit om te controleren op beschadigingen of losgeraakte verbindingen, zeker op locaties met veel activiteit zoals bouwplaatsen.

De garantie voor een veilige installatie

Het correct aanleggen van tijdelijke elektrische aarding is geen bijzaak, maar een fundamentele veiligheidseis. Door de hierboven beschreven veelgemaakte fouten te vermijden, legt u de basis voor een betrouwbare en veilige installatie. Een systematische aanpak, gebaseerd op kennis van de bodem, het gebruik van de juiste materialen, zorgvuldige montage en een onmisbare eindmeting, is de enige manier om de veiligheid van mens en materieel te waarborgen. Investeer de tijd en middelen om het goed te doen; de risico’s van een falend aardingssysteem zijn simpelweg te groot om te negeren.

Waar kunnen we u mee helpen?

Laat ons weten wat uw vraag is of welk project u voor ogen heeft. Wij nemen snel contact met u op om samen de beste oplossing te bespreken!